Instructies
Een bedrijf
Ieder bedrijf heeft een specifieke organisatie. Bovenaan staat de directeur. In een groot bedrijf noemen we de directeur CEO en in een klein bedrijf noemen we de directeur directeur of baas. De directeur geeft leiding aan verschillende afdelingen, die ook een baas hebben. Dan spreken we van een afdelingshoofd of een afdelingshoofd. Elke afdeling heeft medewerkers. In het Nederlands worden deze aangegeven met een mannelijke of vrouwelijke naam.
1. Instructies
Je manager (baas, manager) vertelt je wat je moet doen. De instructies vertellen u dus wat u moet doen. Zo moet je alle dozen met een gele sticker op een bepaalde plek opbergen. Dat is dus een instructie. Mogelijk ontvangt u instructies over wat u elke dag moet doen. Het kan ook zijn dat u van tijd tot tijd andere instructies ontvangt.
instructie = “instructie“
2. Regels
Op het werk heb je te maken met regels. Op basis van deze regels weet jij altijd wat voor jou belangrijk is. U moet altijd op tijd aanwezig zijn en in uw arbeidsovereenkomst staat ook wanneer u naar huis kunt. Normaal gesproken mag u geen huisdier meenemen naar uw werk. Dat is dus ook een regel.
Soms wordt in plaats van het woord regel het woord regeling gebruikt.
Gemeenschappelijke regels zijn:
– het is een regeling dat je alleen in de kantine mag eten;
– het drinken van alcoholische dranken op het werk is niet toegestaan;
gewoon Rule = “regel“
3. Procedures
Een procedure is een reeks instructies die u moet volgen. Bijvoorbeeld: je moet eerst de dozen op de juiste plek zetten en dan moet je in een lijstje opschrijven hoeveel dozen er zijn.
De werkwijze is dan:
1. Bewaar dozen
2. Noteer het aantal dozen
procedure = “procedure“
4. Functies
Is een beschrijving van hoe uw werk is geclassificeerd. Voorbeelden van functies zijn:
– verkoper
– afdelingshoofd
Fzalving = “functie“
5. Taak
Een taak is een beschrijving van wat u moet doen. Als u bijvoorbeeld in een supermarkt werkt, kan uw taak zijn: artikelen op de juiste plaats zetten.
taak= “taak“
1. instructie
2 algemene regel
3 procedures
4 positie
5 taak
Aan het leren
Tips om te leren
1. Studeer nooit te lang. Lang studeren betekent meestal dat je veel te veel informatie krijgt. Als u zich die informatie niet kunt herinneren, krijgt u problemen. Studeer dus nooit langer dan een uur per dag.
2. Doe de oefeningen. Om een taal te leren moet je veel oefenen. Doe alle oefeningen die we geven.
3. Herhaal. Leren is gebaseerd op herhaling. Alleen door te herhalen zul je het je echt herinneren. Maak dus niet de fout om alle lessen te overhaasten. Dan leer je nauwelijks iets.
Nu gaan we echt beginnen!